Sinds begin dit jaar is het niet meer mogelijk om via de wet onbelast bijklussen activiteiten voor verenigingen of diensten van burger tot burger te doen.

De belangrijkste elementen uit de nieuwe wet zijn:

  • Minimumleeftijd van 18 jaar
  • Minimum 1 dag tewerkstelling tijdens de referteperiode (minimumduur van premiebetalingen in het sociaal zekerheidsrecht., red.)
  • Inkomsten zijn niet meer volledig (para)fiscaal vrijgesteld. Er is een sociale bijdrage van 10 procent op de inkomsten voor de organisatie en een fiscale belastingdruk van 10 procent voor de verenigingswerker (20 procent belastingen na aftrek van een forfait van 50 procent van de inkomsten voor kosten)
  • Er zijn regels voorzien over het werkrooster, rustpauzes en opzeg.
  • Er komt een limiet aan het aantal uren verenigingswerk: maximaal 50 uren verenigingswerk per maand, gemiddeld en te respecteren per kwartaal
  • Invoering van een minimumvergoeding van 5 euro per uur (geïndexeerd bedrag)
  • Verplicht inbouwen van zwangerschapsrust van 10 weken
  • Max. drie opeenvolgende overeenkomsten per kalenderjaar tussen verenigingswerker en dezelfde organisatie
  • Vooraleer de verenigingswerker begint, moet de organisatie diverse gegevens (online) delen met de RSZ  
  • Een verbrekingsvergoeding