In februari 2024 keert potvis Valentijn terug naar het NAVIGO-museum. Daar krijgt hij een ereplaats waardoor je onder zijn skelet kan wandelen. Valentijn was niet de eerste potvis die op ons strand aanspoelde en hij is zeker ook niet de laatste. Hoe komt het dat potvissen hier aanspoelen? Tij-dingen dook in de huid van deze veeltonner en zocht het voor je uit.

Valentijn is dus geen unicum, ook in 1994 (drie) en 2004 (één) spoelden potvissen aan in onze gemeente. En daar stopt het niet, al in de16e, 17e en 18e eeuw werden potvissen gesignaleerd op onze stranden. Bij de meeste meldingen van potvissen in de Noordzee gaat het om twee of drie exemplaren tegelijk. Het zijn altijd jonge mannetjes, die tussen 12 en 18 meter lang zijn. Groepjes jonge vrijgezellen verlaten in het najaar de grote kuddes potvissen (vrouwtjes met jongen)in de tropische en subtropische delen van de oceanen. Waarschijnlijk doen ze dat omdat ze langer en dieper kunnen duiken dan de vrouwtjes en de jongen. Ze kunnen daardoor gebruik maken van andere jachtgebieden. Potvissen leven niet in de Noordzee, maar komen wel voor in alle oceanen. Er zijn wereldwijd 500.000 tot 2 miljoen exemplaren. In de winter trekken ze vanuit noordelijkere streken naar het zuiden, onder meer langs de oostzijde van de Atlantische Oceaan. Zo komen potvissen ook in de Noordzee terecht

Waarom stranden ze?

Eigenlijk zijn er verschillende oorzaken. Soms gaat het om brute pech of soms is een dier ziek of in de war.

  • Potvissen die in de Noordzee stranden, zijn vaak jonge mannetjes. De vrouwtjes blijven bij de Azoren hangen, de mannetjes trekken richting de Noordpool. Ze zwerven daar een tijdje rond en komen in de loop van de winter weer terug. Ze eten eerst inktvis bij Noorwegen (die vinden we in de magen) en als ze klaar zijn, moeten ze om de Britse eilanden heen langs de westkust terug naar de Azoren (Portugese eilandengroep in de Atlantische Oceaan). Op weg naar het zuiden zwemmen sommige pubers onze ondiepe Noordzee in en lopen vast op de kust.
  • Deze zeezoogdieren zien de kust niet, ze navigeren met sonar en zenden geluidsgolven uit, net zoals vleermuizen. Als die ergens tegen ketsen, keert dat terug en horen ze dat. Zo krijgen ze een beeld van de omgeving. Onze zandkust glooit van diep naar steeds ondieper water en gaat vervolgens over in land. Dat gaat geleidelijk waardoor die sonargolven erover schieten. Een potvis die hier zwemt, heeft geen flauw idee dat er een kust is en merkt dat pas als hij met zijn buik op het zand ligt.
  • Walvissen hebben last van storm op zee. Aangespoelde potvissen komen meestal vanuit het brede noordelijke gedeelte van de Noordzee. Richting het zuiden wordt de Noordzee steeds smaller. Als ze dan te veel naar de kant gaan, gestuwd door de wind, komen ze in het ondiepe water terecht en lopen ze vast. Het kost walvisachtigen veel energie om tegen de enorm hoge golven op te zwemmen. Potvissen kunnen lang onder water blijven, maar moeten toch ademen aan de oppervlakte. Het kan zijn dat ze zich dan mee laten drijven om energie te sparen. Zo kunnen ze van de Noorse trog in het noorden van de Noordzee, waar ze jagen op inktvissen, zuidelijker terechtkomen in het smallere en ondiepere deel ter hoogte van ons land. Als ze dan te veel naar de kant gaan, gestuwd door de wind, komen ze in het ondiepe water terecht en lopen ze vast. Het kost walvisachtigen veel energie om tegen de enorm hoge golven op te zwemmen. Potvissen kunnen lang onder water blijven, maar moeten toch ademen aan de oppervlakte. Het kan zijn dat ze zich dan mee laten drijven om energie te sparen. Zo kunnen ze van de Noorse trog in het noorden van de Noordzee, waar ze jagen op inktvissen, zuidelijker terechtkomen in het smallere en ondiepere deel ter hoogte van ons land.
  • De stijgende watertemperatuur van de Noordzee kan een rol spelen. Potvissen migreren naar warmer water in het zuiden door een warme golfstroom te zoeken en daar tegenin te zwemmen. Door de eeuwen heen bleek dat er een relatief grote kans is op strandingen van potvissen in jaren die warmer zijn dan gemiddeld.

  • Sinds er niet meer op potvissen gejaagd mag worden, nemen de aantallen toe. Het aantal jonge mannetjes dat wordt gezien in de Atlantische Oceaan, neemt toe. Omdat er meer zijn, stranden er dus ook meer.

  • Potvissen zwemmen vaak in groepen en wellicht heeft zo’n groep een leider die de route bepaalt. Als zo’n leider ziek is, kan die een fout maken die vervolgens de hele groep treft.

  • Potvissen hebben, net als andere walvisachtigen, te maken met onderwatergeluid. Ze zijn gevoelig voor harde geluiden, zoals die van onderwaterexplosies door bijvoorbeeld seismische surveys of het opruimen van oude munitie in zee. Walvissen zwemmen weg voor overmatig geluid.

  • Het stranden van potvissen is een normaal fenomeen. In tegenstelling tot de bultrug, die pas sinds enkele jaren voor de kust wordt gezien, stranden potvissen al eeuwen op onze kusten. Ook in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw spoelden regelmatig potvissen aan. Dat is te zien op historische afbeeldingen.