Meer dan duizend mannen uit de Westhoek vertrokken tussen 1815 en 1938 aan boord van een Frans zeilschip, op weg naar de IJslandse zeeën om daar op kabeljauw te vissen. Johan Depotter schrijf er een dubbel standaardwerk over. Wil je het kopen? Kijk dan onderaan dit artikel. Onze lezers krijgen zelfs tien procent korting! 

In Onze IJslandvaarders vertelt Johan Depotter het verhaal van de mannen die de reis waagden. Bij elk van de meer dan 1.000 personages licht hij een tipje van de sluier, zo heb je op het einde van het boek een beeld van het leven aan boord van een Duinkerkse of Grevelingse galette. De auteur die zelf uit een familie van IJslandvaarders komt, werkte ruim 25 jaar aan zijn naslagwerk van 1.200 pagina’s. Het boek werd voor het eerst uitgegeven in 2011 en krijgt nu een herdruk.

Tijd voor een gesprek.

Tij-dingen: Je hebt het verhaal van 975 IJslandvaarders op papier gezet?
Johan Depotter:
"In beide boekdelen samen komen eigenlijk meer dan 1.000 Vlaamse IJslandvaarders voor. 975 van hen bleven in ons land wonen, de rest week uit naar Duinkerke en omstreken. Zij deden hun militiedienst in Frankrijk of huwden daar zodat ze verfransten. De heruitgave van Onze IJslandvaarders bevat een trefwoordenlijst. Via de zoekterm uitwijkelingen vind je die IJslandvaarders terug."

T-d: Over welke periode spreken we?
Johan: "Voor het begin van de IJslandvaart keren we terug naar de 18e eeuw. Die reizen gebeurden met zeilschepen en duurden zes maanden (periode maart tot september). Toen visten ze met een lijn en werden de vangsten in zout bewaard. Dat gebeurde op die manier tot het begin van de 20e eeuw. De meer recente IJslandvisserij (vanaf eind 19e eeuw tot eind 20e eeuw) gebeurde op stoomschepen en later ook aan boord van gemotoriseerde treilers. Die reizen duurden 18 dagen en waren ook niet meer seizoensgebonden. De kabeljauwen werden met netten gevangen en in ijs bewaard."

IJslandvaarders maakten de levensgevaarlijke reis uit bittere noodzaak

T-d: In 2018 reisde je mee met een delegatie van Koksijde om in de voetsporen te treden van de IJslandvaarders. Een bijzondere reis?
Johan:
"Ik was eigenlijk mee als natuurgids. Maar ik kon op veel plekken de link leggen met het leven van onze IJslandvaarders. Op de begraafplaatsen van Reykjavik, Vik en Faskrudsfjord vertelde ik het verhaal van de IJslandvaarders die daar begraven liggen. Heel bijzondere momenten voor de delegatie. Ik bedank Ineke, Ruth en Jadrana van het NAVIGO-museum om alles vlot te laten verlopen."

T-d: Waarom kozen die IJslandvaarders voor een levensgevaarlijke reis die zes maanden duurde?
Johan:
"Uit bittere noodzaak. Als boerenknecht verdienden ze amper 70 centiem per dag (in oude Belgische frank, red.). Wie de reis naar IJsland aandurfde, kon − als de vangsten goed meevielen − gemakkelijk het dubbele verdienen. De risico's moest je er dan wel bijnemen."

Een galette waarmee IJslandvaarders naar IJsland trokken - uit de collectie van Johan Depotter

T-d: Zo’n reis was dus echt de moeite waard?
Johan:
"Mijn overgrootvader August Desaever had het geluk om zes goede reizen te ondernemen. Met zijn zuurverdiende centen spaarde hij genoeg geld om met zijn Oostduinkerks gezin een klein landbouwbedrijf te pachten in Wulpen. De beste periode om met de IJslandvaart geld te verdienen, was de periode 1860-1880. August verdiende toen op één van zijn campagnes een nettoloon van 500 Belgische frank. Dat was wat een hulponderwijzer van Oostduinkerke toen opstreek in één jaar tijd en onderwijzers waren in die tijd goed betaald. Niet alle IJslandcampagnes waren lonend en soms was het voorschot van 100 of 150 frank het enige wat te rapen viel. Dat voorschot ging naar de pacht en daardoor leed het gezin honger tijdens de winter."

T-d: Waarin onderscheidde de Koksijdse IJslandvaarder zich van de anderen?
Johan:
"Onze IJslandvaardersgezinnen moesten een zwaardere pacht betalen voor hun boerderijtje in de duinpannen dan gezinnen uit andere kustdorpen. De eigenaar (de duinheer) vroeg 75 frank per hectare aan onze Koksijdse en Oostduinkerkse pachters. Dat kwam overeen met het voorschot dat de IJslandvaarder kreeg van de reder voor hij naar IJsland vertrok (aan 1,3 hectare had een gezin genoeg om te overleven). Tijdens zijn afwezigheid werkten de andere gezinsleden zich krom op de akkers: poten van aardappelen, hooien van natte weiden en verzorgen van de dieren. Vrouwlief moest in de zomer ook nog buitenshuis als dienstmeid werken voor weinig geld. Wie in mijn boek de zoekterm vissersvrouwen bekijkt, staat versteld van hoe vaak ik het heb over het hard labeur van dochters, moeders en grootmoeders tijdens vaders lange afwezigheid. Daarom ook dat ik het prachtig vind dat de pop in het vissershuisje van het NAVIGO-museum die een grootmoeder voorstelt, een centrale plaats kreeg. Want zij verzorgde de kinderen bij de afwezigheid van vader en moeder. Ze leerde hen werken, deed de was en de plas, kookte garnalen, verzamelde kruiden en bessen en zorgde dat er voldoende wintervoorraad in de kelder lag."

Grootmoeder verzorgde de kinderen bij de afwezigheid van vader en moeder

T-d: Hoe was het voor een jonge visser die de eerste keer de reis ondernam? Kregen zij een opleiding of werden ze voor de kabeljauwen gegooid?
Johan:
"Al doende leerden ze. Hun eerste taken bestonden uit de minst populaire activiteiten aan boord zoals het wassen van de gegutte (van de ingewanden ontdaan, red.) vissen. Wie goed kabeljauw kon vangen (kollen) had wel een streepje voor. Jongelingen hadden vaak een volleerd familielid − hun pette − aan boord om hen bij te staan. Die leerde hen veilig werken en beschermde hen tijdens de campagne. Mannen die wekenlang op zee zitten, zijn niet altijd even lief voor elkaar."

T-d: Zijn er gebruiken die dateren uit het tijdperk van de IJslandvaarders?
Johan:
"De kermissen. In bijna alle vissersgehuchten van onze Westkust viel de kermisweek samen met de terugkeer van de IJslandvaarders. Je kon moeilijk feesten als een derde van de mannen uit het dorp nog op zee zat. In september had je zo de kermis in Adinkerke, aan de Zeepanne (Sint-Idesbald), Oostduinkerke, de Sint-Michielskermis in Nieuwpoort en die van Lombardsijde. De kermis van Koksijde valt in juni omdat Koksijde-Dorp niet veel vissers had."

T-d: Was de IJslandvaart een traditie van vader op zoon? Want een aantal families, zoals de Vermo(o)tes of de Vanneuvilles tellen heel wat IJslandvaarders.
Johan:
"Eigenlijk hoopte elk vissersgezin om te overleven van de opbrengsten van hun duinhoevetje. De dieren die ze kweekten of de rogge en gerst die ze verbouwden. Vooral de dunepatatjes brachten goed op. Die waren snel oogstklaar en die vroege aardappelen waren gegeerd in Duinkerke. Maar zolang de landbouw niet genoeg opbracht, was IJslandvaart een noodzaak. In sommige families legden ze de winsten van de reizen samen voor de aankoop van kleine vissersboot, ook wel een parteschipje genoemd. De volgende generaties leefden zo van de kustvisserij en hielden IJsland voor bekeken. Tegenspoed zoals het verlies van dieren, een mislukte oogst en schade aan de boten, dwong sommige families terug naar de IJslandvaart. Toch zijn er een paar families met vier generaties IJslandvaarders in de rangen."

T-d: Wie was de laatste Vlaamse IJslandvaarder?
Johan: "De laatste Vlaamse IJslandvaarder was Jerome Bonte, hij overleed op 95-jarige leeftijd. Hij deed drie reizen van zes maanden vanuit Duinkerke en overleed in 1979."

T-d: Wie maakte de meeste IJslandreizen?
Johan:
"Philippus Jacobus Flupke Vossaert is de recordhouder van Koksijde. Tussen 1839 en 1875 ondernam hij 32 reizen. Tijdens die 32 jaren miste hij telkens de lente en dus ook de smaak van kruisbessen en het gezang van de fitis en de zwartkop in de duinen. Die vogels werden de bladveugeltjes genoemd. De vader van Jacobus baatte het oudste café van Koksijde het Sint-Sebastiaan uit, dat lag in Koksijde-Dorp naast de voormalige pastorij (Hovenierstraat, red.). In dat café werden regelmatig IJslandvaarders geronseld en Flupke was één van hen. Ook zijn broer, Petrus, voer naar IJsland. Hij overleefde een schipbreuk voor de kust van IJsland en moest één mijl zwemmen naar de kust. Hij was de enige overlevende en moest dan ook nog eens een paar aangespelde scheepsmakkers identificeren. Hij overleed drie maanden nadat hij thuis was, waarschijnlijk aan de gevolgen van zijn ontberingen."

T-d: Was er een minimumleeftijd om de reis aan te vatten?
Johan:
"Vanaf 1908 was de minimumleeftijd op Franse schepen 15 jaar. Voor 1908 waren scheepsjongens (mousses) van 11 jaar geen uitzonderingen. Dat waren meestal zonen van kapiteins of stuurmannen en zij sliepen samen met hun vader en de scheepshond in het achtersteven. Men ging er in die tijd van uit dat je toch je communie moest hebben gedaan: du banc de prière aux bancs de misère. Die jongens werden later vaak zelf stuurman of kapitein. De andere IJslandvaarders, meestal veertien mannen, sliepen vooraan. Daar kreeg je de meeste schokken. In dat ruim stonden acht bedden waarvan eentje werd vrijgehouden voor zieken. Dat wil dus zeggen dat je een bed moest delen met iemand anders. Vandaar dat je dus best ook een goede vriend aan boord had. Tijdens een storm konden ze niet vissen en dan deelden ze een bed met twee. Ook hun persoonlijke spullen bewaarden de IJslandvaarders in hun bed, dat deelde je dus best niet met je aartsvijand."

Mannen die wekenlang op zee zitten, zijn niet altijd even lief voor elkaar

T-d: Hoe gevaarlijk was zo’n zeereis eigenlijk? Vielen er elk jaar doden?
Johan:
"Ik vergelijk het graag met het opgooien van twee dobbelstenen. De kans dat je stierf of invalide werd, was één kans op zesendertig. Twee ogen gooien, komt daarmee overeen. Er waren natuurlijk jaren met veel doden. Van de 130 achtergebleven landgenoten stierven er 2 door zelfdoding, 58 wanneer hun schip met man en muis verging, 30 IJslandvaarders vielen overboord en 40 mannen stierven door ziekte of opgelopen verwondingen."

T-d: Wat met de nabestaanden? Kregen zij geld?
Johan:
"In de 19e eeuw waren er amper sociale voorzieningen. Getroffen vissersgezinnen werden geholpen door familie of buren. Die hulp bestond vooral uit hand- en spandiensten op de velden en het brengen van voedsel of brandstof. Soms werd er ook geld ingezameld in de parochie wanneer de pastoor de overledenen aanhaalde tijdens de mis, maar dat was dan eenmalig. Weduwen hertrouwden snel omdat ze niet anders konden."

T-d: Steeds minder mensen kennen de historiek van de IJslandvaart. Met de folkloredansgroep de Oud-IJslandvaarders of dankzij het NAVIGO-museum blijft de traditie voortbestaan. Waar vinden ze, behalve in jouw boek, info over de tijd van toen?
Johan:
"Gelukkig koestert onze gemeente ons cultuurhistorisch patrimonium. De Archiefdienst beschikt over heel wat info. De gemeente organiseert wandelingen langs de vissershuisjes die elk hun eigen verhaal hebben. Ook Aquaduin brengt de geschiedenis van De Doornpanne in beeld via thematische wandelingen. Bekijk de Facebookpagina Erfgoed Visserij Oostduinkerke van de Vrienden van het Visserijmuseum, een aanrader. Ook Familiekunde Vlaanderen regio Westkust heeft heel wat documentatie in Erfgoedhuis Bachten de Kupe.  Onder meer Joeri Stekelorum en Chantal Loones hebben me goed geholpen. En natuurlijk het NAVIGO-museum. Je leest het: het cultureel erfgoed leeft in Koksijde."

Uitgeverij Academie Press lanceert de heruitgave van Onze IJslandvaarders. Het werk brengt een diepmenselijke inkijk in het leven aan de Westkust (1800-1920), de vele families die er leefden van de visserij komen alfabetisch aan bod. De eerste druk (1.200 pagina's) verscheen eind 2011 en was snel uitverkocht. Tien jaar later verschijnt de heruitgave met extra illustraties in kleur, tabellen en een handig lexicon. Onze IJslandvaarders is nu te koop in twee delen van 584 pagina's. Prijs: 44,99 euro per deel.

Geniet van 10 procent korting op deze toptitels

Alleen in de webshop van Academia Press, tot en met 31 maart, of zolang de voorraad strekt.

Uitgeverij Academia Press lanceert de heruitgave van Onze IJslandvaarders. Het werk brengt een diepmenselijke inkijk in het leven aan de Westkust (1800-1920), de vele families die er leefden van de visserij komen alfabetisch aan bod. Geniet van 10 procent korting op deze collectie.