De periode tussen 1921 en 1952 zorgde voor een revolutie in het gemeentebestuur. Voor het eerst kozen kiezers geen landbouwers, maar ondernemers. In Koksijde kreeg een brouwer de sjerp.

Iets verder, in Oostduinkerke een Waalse vishandelaar die geen Nederlands sprak.

Alleen Wulpen bleef trouw aan de landbouwtraditie.

Lees in dit stuk hoe we de sprong maakten van boerendorp naar badplaats.

Koksijde: Gustaaf Houtsaeger bouwt een moderne gemeente

Houtsaeger werd in 1921 burgemeester en brak met een eeuwenlange traditie. Als brouwer-bierhandelaar was hij de 1e die geen landbouwer was. Voor de verkiezingen vielen zijn tegenstanders hem hard aan, in pamfletten. Ze noemden Houtsaeger een buitenstaander "die hier kwam omdat het elders niet ging". Maar de kieslijst met handelaars en werklieden haalde het van de boeren.

Die overwinning betekende een totale omwenteling. Houtsaeger zette vol in op toerisme en modernisering. Onder zijn bewind ontstond de elektrische tramlijn Oostende-De Panne (1928), werd de kapel Ster der Zee gebouwd en kreeg Koksijde elektriciteitsvoorziening. Hij verkocht de gronden voor het nieuwe gemeentehuis dat werd ingehuldigd in 1938.

Wist je dat de beddetaks al in 1923 werd ingevoerd?

Op 21 december 1923 besliste de gemeente om een belasting van 0,25 frank per bed per nacht in te voeren. Die taks werd pas in 1972 omgezet in een jaarlijkse belasting op kamerverhuur.

De bouwboom was toen spectaculair: van 27 nieuwe gebouwen in 1924 naar 194 in 1936. Veel villa's werden gebouwd in Normandische stijl, rechtstreeks geïnspireerd door Deauville. De bevolking groeide mee: van 2.115 inwoners in 1920 naar 3.720 in 1940.

In 1935 benoemde Houtsaeger hotelier Firmijn Dewulf tot feestbestuurder van het officiële feestcomité Koksijde-aan-zee. Firmijn zou later zelf burgemeester worden. Het verenigingsleven bloeide en in de jaarlijkse Revue Local werd niemand gespaard.

Tussendoor kleurden Normandische villa’s het straatbeeld, kreeg Koksijde een eigen “Syndicat d’Initiative” en bloeide het verenigingsleven (de beruchte “Revue locale” spaarde niemand). In 1936 richtte de gemeenteraad een vrijwillige brandweer op; in 1938 won Houtsaeger opnieuw met zijn lijst “Gemeentebelangers”. De oorlog tikte echter aan: 1940 bracht bombardementen, ravitaillering en improvisatiebestuur. In augustus 1941 werd Houtsaeger door de bezetter uit zijn ambt ontzet wegens leeftijd; Firmijn Dewulf nam over.

In 1938 bouwt de Centrale van de Vrije Mijnwerkers, aangesloten bij het ACW, het rustoord ‘ De Mijn’ in de Massartstraat. De leiding was in handen van voorzitter Jacques Van Buggenhout (toen volksvertegenwoordiger in Brussel).

De Tweede Wereldoorlog zette alles stop. Toen secretaris Adolf Vandamme vluchtte met het gemeentearchief, laadde hij 2.000 kilo documenten (sommige van 1620) op een vuilniswagen. Op 30 mei 1940 vielen de eerste obussen op het dorp. De eerste Koksijdse burger die sneuvelde, was Oscar Verbanck. Op 13 augustus 1941 werd Houtsaeger door de bezetter afgezet wegens zijn leeftijd (burgemeesters en schepenen ouder dan 60 jaar moesten aftreden van de bezetter). Hij stierf op 1 maart 1942. Een tijdperk was voorbij. Maar het kust-DNA zat voorgoed in Koksijdes aderen.

Oostduinkerke: de Waal die geen Nederlands sprak

Désiré Brassine werd burgemeester in 1922 en sprak geen woord Nederlands. De Waalse vishandelaar zag het meteen groots: naast een gemeentehuis bouwde hij een godshuis met ziekenzalen en een beroepsschool.

Ook hij voerde de beddetaks in en investeerde in toerisme. In 1928 gaf de gemeente 200 frank aan de 'Hoge Raad voor Toerisme' die kosteloos boekjes uitdeelde met reclame over Oostduinkerke. De elektrische tram reed vanaf 1 juli 1928 voor het eerst door de gemeente.

Nieuwe wijk kreeg andere naam

In datzelfde jaar verzette de gemeenteraad zich tegen de naam 'Monobloc' voor de nieuwe visserswijk langs de polderkant. Ze wilden dat het 'Duindalen' zou heten.

Het nieuwe gemeentehuis (vandaag bekend als Erfgoedhuis Bachten de Kupe) werd ingehuldigd in 1930. 2 jaar later werd het 'Museum voor Zeekunde' erin ondergebracht. Henri Pylyser opende een bioscoop in de Zeelaan (vandaag Leopold II-laan).

Op 16 januari 1929 besliste men tot de herinrichting van het brandweerkorps; nieuwe vrijwilligers werden aangeworven. Alfons Quagebeur als nieuwe bevelhebber, Leon Quagebeur (luitenant), Maurice Borgonie (sergeant), 2 korporaals en 9 brandweerlieden maakten het plaatje compleet.

In 1939 kwam er verandering. Alberic Florizoone werd burgemeester, maar Brassine bleef nog even schepen. Florizoone was nijveraar en baksteenfabrikant. Opnieuw geen landbouwer dus.

>> Désiré Brassine werd 4 jaar na WO I burgemeester van Oostduinkerke.

Wulpen: oorlogsjaren brachten chaos

Na de spannende verkiezingen van 1936 werd Camiel Degroote de nieuwe burgemeester van Wulpen. Verrassend, want iedereen dacht dat Vanhyfte zou winnen. Nog voor de uitslag bekend was, riep men overal dat Vanhyfte de nieuwe burgemeester zou worden. Het draaide voor Vanhyfte helaas anders uit. Met Degroote keerde Wulpen terug naar de traditie: hij was landbouwer.

In 1939 werd de kerktoren van Wulpen als monument beschermd. De Sint-Willibrorduskerk stamde uit 1250, werd herbouwd in 1400, vernield in 1590 en brandde af in 1873.

Vuilnisdienst in 1950

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stelden de Fransen 12 kanonnen op in Wulpen. De Britten bezetten Het Kanaal en bliezen de brug op. Op 20 maart 1941 nam Degroote ontslag omdat hij "de bezetter niet kon inwilligen". Remigius Warreyn nam over van 1941 tot 1944, maar verdween tijdens de oorlog naar Duitsland.

Na de bevrijding leidde Degroote weer de eerste gemeenteraad op 25 oktober 1944. Zijn schepenen? René Depotter en Paul Vandenbroucke. In 1945 kwam er een openbare bibliotheek in de meisjesschool en in 1950 werd een vuilnisdienst opgericht. De stortplaats was een perceel grond waar vroeger kleiaarde werd gedolven. Het lag bij het erf Valère Bentein, langs de weg Wulpen-Veurne.

In 1946 was er geen verkiezingsstrijd. Er was maar 1 lijst, aangevoerd door burgemeester Degroote. Hij bleef burgemeester tot 1952.