Bidden en werken. De monniken konden er niet onderuit. Toch kon de boog niet altijd gespannen staan, ook niet in de middeleeuwen.

Ontspanning is iets van alle tijden. Op het grondplan van de abdij dat Pieter Pourbus schilderde in de 16e eeuw, zie je een bollebaan. Op een andere locatie stond ook nog een kaatsspel. Die twee verwijzingen inspireerden het museum om volksspelen na te maken op de site… aan jou om die uit te testen.

Kegelspel

Dit is een balspel waarbij je met een bal negen kegels omgooit die aan het eind van een 12 meter lange houten baan staan met een breedte van 30 centimeter. De kegelsport is heel oud en werd door de oude Egyptenaren en Germanen beoefend. Deze sport zou al bestaan van voor 3.200 v.C. Een verzameling voorwerpen, gevonden in de jaren 1930, zou wijzen naar een soort kegelspel dat in Egypte werd gespeeld. Op een baan van gestampte klei werd er toen gerold met een steen, later met een kogel en een bal. Bij de Germanen werd er ook al gekegeld, dit met een steen naar drie, zeven of negen voorwerpen. Negen was het heilig getal bij de Germanen en er werd ook gekegeld bij de Wodanfeesten (Wodan was de god van oorlog en donder). Als het donderde, luidde een gezegde: ze zijn hierboven aan het kegelen. De Amerikaanse variant van kegelen noemt bowling. Bij bowling zijn er tien kegels en is de baan wel breder.

Beelden van de spelen op de site - copyright: Michel Maes

Bollenspel

Krulbollen, of bollen met de dikke bol, is een werpspel waarbij platte ronde schijven, die aan de ene kant meer afgerond zijn dan aan de andere, gerold worden naar een vast doel: de staak. Doordat de schijf eenzijdig afgedraaid is, beschrijft ze tijdens het rollen een boog in plaats van een rechte lijn. De bol, die het dichtst bij de staak komt, is de winnaar. Krulbollen is een oude Vlaamse volkssport. Het wordt in (Zeeuws-)Vlaanderen, vooral in de buurt van Gent, in het Meetjesland en de regio van Knesselare tot Brugge gespeeld. In Frankrijk wordt in de regio Anjou een vergelijkbaar spel gespeeld onder de naam Boule de fort.

Beugelspel

Beugelen bestaat al sinds de 14e eeuw. Een schilderij van Pieter Brueghel de Jonge toont het beugelspel tijdens de St. Joriskermis. Ook is er een pentekening uit 1611 van Augustus von Mayerburg die het beugelspel toont voor het paleis van de ambassadeurs te Moskou. In het begin vermaakten vooral de hogere standen zich met dit spel, maar later groeide het uit tot een echte volkssport. Het beugelen wordt gespeeld op een baan met lemen ondergrond en een afmeting van ongeveer tien op vijf meter. Een ijzeren ring, de beugel, staat op zeven meter van de onderkant van de baan. De bedoeling van het spel is om de bol (ruim 4 kg zwaar) met een houten schopje door de beugel (een ijzeren ring) te spelen. Er wordt individueel gespeeld of twee tegen twee. Elke speler speelt met twee bollen, zodat er in totaal vier bollen in het spel zijn.

Om een idee te hebben van de oppervlakte van een laatmiddeleeuws kaatsterrein, baseerden onderzoekers zich op het schilderij van Pieter Pourbus. Copyright: Lukasweb

Kaatsspel: verwijzing via de Duinenabdij

In de middeleeuwen en de renaissance was kaatsen de populairste sport. In Brugge, Menen en Veurne bestonden kaatsgilden, de zogenaamde ballisten. Die ontstonden uit de oude schermgilden, waarvan de leden in de 17e eeuw hun degens hadden neergelegd om ze door de vredigere kaatsballen te vervangen.

Het vertrouwd terrein van het kaatsspel was de straat. Om een idee te hebben van de oppervlakte van een laatmiddeleeuws kaatsterrein, baseerden onderzoekers zich op het schilderij van Pieter Pourbus. Het caetsspel was gelegen naast de gallerie gaende naar de Kelwaerderie. Deze galerij was 206 voeten lang. Omgerekend uit Veurnse voeten (0,278 meter) naar meters bedroeg de lengte van dit terrein 57,268 meter. Dat komt niet overeen met de huidige lengte van een kaatsbaan. De breedte van de galerij was 11 voeten: dit komt neer op 3,058 meter.

Detail uit het schilderij waar de kaatsbaan en bollebaan op staan