Hij duikt steeds vaker op: de wespspin, ook wel tijgerspin genoemd. Ook hier.
Deze Zuid-Europese spin migreert naar het noorden door de klimaatopwarming. Het vrouwtje wordt groot: 17 millimeter lijf (spanwijdte: 3,5 centimeter). Eén van de grootste spinnen in Europa.
Je herkent deze spin aan de opvallende geel-zwarte strepen. Maar geen paniek. Ze blijft buiten, houdt van graslanden en heidevelden. De spin bijt alleen als je die echt bedreigt.
Leuk weetje: het zigzagweb weerkaatst uv-licht om sprinkhanen te vangen. Een echte jager.
De wespspin heeft inderdaad een opmerkelijke noordwaartse uitbreiding doorgemaakt. In Nederland werd de soort pas in 1980 voor het eerst ontdekt in Limburg, en nu komt ze in alle Nederlandse provincies voor, zelfs op Waddeneilanden zoals Terschelling en Ameland. In België wordt ze tegenwoordig over heel Vlaanderen aangetroffen. Recent zijn er ook waarnemingen in Koksijde zelf gedocumenteerd, bijvoorbeeld in augustus 2024. Deze noordelijke populaties blijven wel kleiner dan hun zuidelijke soortgenoten, omdat ze minder tijd hebben om te groeien door het beperkte aantal warme maanden.
De wetenschap is nog steeds onzeker over de exacte functie van het stabilimentum. Er zijn meerdere theorieën:
De wespspin hangt vrijwel altijd ondersteboven (met kop naar beneden) in haar web.
Deze positie geeft haar optimaal overzicht en stelt haar in staat razendsnel te reageren op trillingen wanneer een prooi in het web belandt.
Het voortplantingsgedrag is fascinerend en dramatisch.
Mannetjes zijn veel kleiner (maximaal 5 millimeter) en bruin gekleurd. Ze kunnen slechts 2 keer paren omdat ze 2 genitaliën hebben, waarvan ze er 1 achterlaten in het vrouwtje na de paring.
Deze "plug" voorkomt dat andere mannetjes zich succesvol kunnen voortplanten met hetzelfde vrouwtje.
Mannetjes wachten bij voorkeur aan de rand van het web tot het vrouwtje haar laatste vervelling ondergaat.
Op dat moment is haar huid en paringsorgaan nog zacht, waardoor ze minder agressief is en het mannetje meer overlevingskans heeft.
Meestal overleeft het mannetje de paring echter niet - het vrouwtje spint hem in en eet hem op. Waardoor hij als extra voeding dient voor de ontwikkeling van zijn eigen nageslacht.
Ongeveer een maand na de paring, rond augustus, spint het vrouwtje een opvallende eicocon die zo groot is als een golfbal (ongeveer 2 centimeter hoog).
Deze geelbruine, urntje-vormige cocon bevat enkele honderden eitjes - soms wel 400. Het vrouwtje hangt de cocon op in de vegetatie, soms tot 50 centimeter van het web, en bewaakt deze tot ze sterft.
De eitjes komen ongeveer een maand na het spinnen van de cocon uit, maar de jonge spinnetjes overwinteren in de cocon en verlaten deze pas in maart van het volgende jaar.
In de winter zijn deze opvallende donkergestreepte cocons goed te vinden tussen grashalmen of struiken.
De wespspin is selectief in haar prooikeuze. Naast sprinkhanen vangt ze ook libellen (zoals de bandheidelibel en koraaljuffer), kevers en hommels.
Opmerkelijk is dat ze onderscheid maakt tussen verschillende prooidieren.
Bij gevaarlijke prooien zoals de bombardeerkever - die een bijtende vloeistof van circa 100 graden Celsius kan afschieten - spint de wespspin de kever razendsnel in en wacht van een afstandje tot deze zijn chemische wapens heeft opgebruikt.
De wespspin is volledig ongevaarlijk voor mensen.
Ze bijt alleen bij directe bedreiging, en haar kleuren zijn pure bluf om roofdieren zoals vogels af te schrikken.
De schrikaanjagend uitziende strepen zijn een vorm van waarschuwingskleuren (aposematisme), maar in werkelijkheid is er geen gevaar.
Als je nu een wespspin ziet, zoek je best ook naar de eicocon in de buurt van het web.
Deze cocons zijn opvallend groot en makkelijk te herkennen. Daarnaast is elk vrouwtje uniek getekend - geen enkele heeft dezelfde 'streepjescode'.